Dictee voor schakers
uit Mat in de Mediastad (deel 2: passie)
uit Mat in de Mediastad (deel 2: passie)
Schaken en schrijven. Waarschijnlijk verschijnen er meer schaakboeken dan boeken over enig andere sport. Hoe zouden schakers het ervan af brengen in het Groot Dictee der Nederlandse Taal. Vraag het Henk Cornelissen, het inspireerde hem in 1993 tot een alternatief dictee: Buitenshuis schaken. Hieronder zijn versie, plus het origineel.
(Voorkeurspelling 1954)
Onze schaakgewoonten blijven niet ten eeuwigen dage dezelfde. De geijkte partij in menig Nederlands gezin bestond in de winter uit Dame-Indisch en Slavisch; ’s zomers kwamen Spaans of Weens of Siciliaans op tafel.
Het leeuwedeel van onze partijen was simpel en solide; dat men zich te goed deed in een clubgebouw was nauwelijks usance, terwijl de Russen van oudsher ook buitenshuis al lucullisch genot kenden.
Tegenwoordig kijkt niemand meer bevreemd op van een klein schaakcafé waar Philidor in de voorhand en Grünfeld-Indisch op houten borden worden opgediend.
In prestigieuze etablissementen, feeëriek geïllumineerd en bloemrijk getooid met klokken en stukken, vinden partijtjes plaats, waar weinig tirannieke wedstrijdleiders bij de arbitrage soms ware Sisyfusarbeid moeten verrichten.
Vroeger ontaardden zulke partijen wel eens in ongebreidelde schaakorgieën; tegenwoordig vermijdt men die choquerende bacchanalen liever, omdat de schakers aan zo’n gelag na afloop als langs een liniaal naar huis willen rijden.
Veel denksporters s zien rigoureus ervan af met Kerstmis te dammen, omdat zij opzien tegen het monnikenwerk met de schijven.
Hopend dat het een aanwensel mag worden, vinden zij de kerstvakantie de periode bij uitstek om schaakveldslagen in een clubgebouw te spelen, waar de teamleider een Pirc aanbeveelt of Najdorf met 6. f4.
Flankspelen als Engels, Bird, en Nimzowitsch, halfopen spelen als Frans en Caro-Kann alsmede de Trompowsky-aanval worden sinds lang niet meer tot de exceptionele buitenissigheden gerekend.
Wie genoeg heeft van de Draak en de Scheveningen-variant neemt zijn toevlucht tot het Italiaans, althans als hij of zij een liefhebber is van grillige partijen, overgoten met exotische varianten.
Hotellerie en denksportcentra kunnen feilloos inspelen op de meest exorbitante eisen van verwende clubspelers, die echter soms sikkeneurig kunnen zaniken en koeioneren.
Strategisch geschuif, piramidale pionstellingen, eindspelen met delicieuze wendingen of paradijselijke combinaties – het vormt allemaal geen probleem.
Heel in de verte is het gesudder van de verslagen tegenstander nog hoorbaar.
PS Nul fouten met dank aan Philip Freriks.
Henk Cornelissen
Oorspronkelijke dicteetekst
(Voorkeurspelling 1954)
Onze eetgewoonten blijven niet ten eeuwigen dage dezelfde. Het geijkte menu in menig Nederlands gezin bestond vroeger in de winter uit sukadelappen, hachee en savooiekool; ’s zomers kwamen postelein of prinsessenbonen en varkensfricandeau op tafel.
Het leeuwedeel van onze maaltijden was simpel en solide; dat men zich te goed deed in een restaurant was nauwelijks usance, terwijl de Vlamingen van oudsher ook buitenshuis al lucullisch genot kenden.
Tegenwoordig kijkt niemand meer bevreemd op van een klein bistrootje waar omeletten en zwezeriken in een koperen kasserol worden opgediend.
In prestigieuze etablissementen, feeëriek geïllumineerd en bloemrijk getooid met hyacint of chrysant, vinden zakendineetjes plaats, waar weinig tirannieke obers bij de foeragering soms ware Sisyfusarbeid moeten verrichten.
Vroeger ontaardden zulke partijen wel eens in ongebreidelde orgieën; tegenwoordig vermijdt men die choquerende bacchanalen liever, omdat de deelnemers aan zo’n gelag na afloop als langs een liniaal naar huis willen rijden.
Veel mensen zien rigoureus ervan af met Kerstmis zelf te koken, omdat zij opzien tegen het monnikenwerk in de keuken.
Hoewel het geen aanwensel mag worden, vinden zij de kerstvakantie de periode bij uitstek om delicatessen in een restaurant te nuttigen, waar de gerant sliptong aanbeveelt of kalfsfricassee met een uitgelezen bordeaux.
Specerijen als karwijzaad, tijm en rozemarijn, vruchten als ananassen en kiwi’s alsmede maïskolven worden sinds lang niet meer tot de exceptionele buitenissigheden gerekend.
Wie genoeg heeft van kipperagoût en toost met kruidenboter neemt zijn toevlucht tot de barbecue, althans als hij of zij een liefhebber is van gegrild vlees, overgoten met exotische sauzen.
Hotellerie en restaurantwezen kunnen feilloos inspelen op de meest exorbitante eisen van hun verwende gasten, die echter soms sikkeneurig kunnen zaniken en koeioneren.
Patrijzebout met kastanjepuree, diverse pâtés en soufflés, desserts met compote, confituren of ijscoupes – het vormt allemaal geen probleem.
Heel in de verte is het gesudder van het versmade osselapje nog hoorbaar.
Uit: De Schakel, maart 1993